Eerstelijnshulpverleners oog in oog met slachtoffers van een aanslag

Artikel verschenen op http://www.secunews.be op 4 April 2016. Om het artikel te zien op de website van Secunews, klik HIER.

In geval van een terroristische aanslag schieten brandweerlui, ordediensten, mobiele urgentiegroepen (MUG) en ambulanciers, sociaal assistenten, psychologen … direct in gang om hulp te bieden aan de slachtoffers en hun naasten. In zo’n situatie worden ze steeds opnieuw geconfronteerd met zeer hevige emoties. De opeenstapeling van zoveel emoties kan op den duur leiden tot een soort professionele burn-out, die we secondaire traumatische stress noemen.

Eerstelijnshulpverleners

We onderscheiden twee niveaus van hulpverlening aan slachtoffers van een aanslag. Bij het eerste niveau zijn de eerstelijnshulpverleners betrokken, de mensen die direct contact hebben met de slachtoffers vlak na de aanslag, in volle crisis. We denken dan aan psychosociale hulpverleners, het personeel van de hulpdiensten (brandweer, ordediensten, MUG-teams, ambulanciers …), het personeel van de spoeddiensten in ziekenhuizen, wetsgeneesheren enz. Op het tweede niveau vinden we de tweedelijnshulpverleners die achteraf in actie komen – in een instelling, een dienst of hun eigen praktijk – zoals psychologen en psychiaters, advocaten, magistraten en politiemensen.

Secundaire traumatische stress

Door het contact met slachtoffers van een dergelijke traumatische ervaring kunnen eerstelijnshulpverleners ook zelf te maken krijgen met psychotraumatische problemen. We noemen dat het syndroom van secundaire traumatische stress. Deze toestand is het resultaat van de overweldigende emoties waaraan de hulpverleners (soms langdurig) worden blootgesteld in contact met de slachtoffers en hun naasten direct na een dramatische gebeurtenis als een aanslag.

De symptomen van dit syndroom lijken erg veel op de traumatische stress die de slachtoffers zelf ervaren: aangrijpende herinneringen die steeds terugkeren; nachtmerries over levenloze lichamen, gewonden in doodsangst en overlevenden in shock, beelden van de slachtoffers zoals de hulpverlener ze heeft gezien of ervaren en die weer tot leven komen; het vermijden van alles wat doet denken aan die vreselijke gebeurtenissen; neurovegetatieve hyperactiviteit die zich uit in tachycardie, hartkloppingen, benauwdheid, slapeloosheid, concentratiestoornissen, overdreven alertheid … Andere symptomen die vaak voorkomen zijn gevoelens van machteloosheid, het ineenstorten van het geloof in de essentiële waarden van ons bestaan en soms ook angststoornissen of een depressie.

De factoren van secundaire traumatisering

Persoonlijke factoren

In een crisissituatie werken eerstelijnshulpverleners meestal vele uren per dag en vaak dagen aan een stuk, zonder rustpauzes en in soms extreem moeilijke omstandigheden. Gedreven door hun idealen overschrijden ze zo hun eigen grenzen en mogelijkheden en worden ze dan na een tijd overvallen door stress doordat de ze eerste signalen niet hebben opgemerkt – plots worden ze geveld door zware uitputtingsverschijnselen.

Ook een gevoel van existentiële eenzaamheid of psychoaffectief isolement kan hen parten spelen. Het is immers normaal dat ze er behoefte aan hebben om te vertellen wat ze allemaal hebben gezien en meegemaakt, maar ze vinden soms gewoon de woorden niet om de gruwel te omschrijven of raken gefrustreerd omdat ze de intensiteit van hun ervaringen niet kunnen uitdrukken. Bovendien kunnen ze de indruk krijgen dat hun omgeving niet erg open staat voor hun verhalen – uit afschuw of angst – of dat ze het gevoel hebben niet te worden begrepen.

Persoonlijke problemen kunnen deze professionele stress nog verergeren en hun emotioneel evenwicht aan het wankelen brengen. Bovendien gebeurt het vaak dat hulpverleners die slachtoffers helpen, vroegere traumatische gebeurtenissen (op persoonlijk of professioneel vlak) ook nog eens opnieuw “beleven”.

Professionele factoren

Er zijn heel wat factoren die secundaire traumatische stress kunnen versterken. In de eerste plaats komt het feit dat de hulpverleners worden geconfronteerd met chaos, met gewonden en doden. Het voortdurende contact met ontredderde en wanhopige slachtoffers en hun naasten vraagt enorm veel aandacht en concentratie: ze moeten vaak op korte tijd verschillende mensen tegelijk helpen en hebben meestal onvoldoende tijd om echt te luisteren naar de slachtoffers, om hen gerust te stellen en hun situatie (in geval van zwaargewonden) goed in te schatten. En het wordt nog moeilijker als er kinderen en baby’s onder de slachtoffers zijn.

Meer dan wie ook worden eerstelijnshulpverleners geconfronteerd met de dood, met zware verwondingen en met lijden, moedwillig veroorzaakt door moorddadige aanslagen. Aanslagen waarvan de daders alle basisregels van menselijkheid overschrijden en de waarden en denkschema’s van een normale veilige wereld met de voeten treden.

Ook het meedelen van slecht nieuws aan slachtoffers of hun naasten is een bron van stress. Het is de moeilijke taak van artsen om slachtoffers in te lichten over de ernstige en soms onomkeerbare gevolgen van de aanslag, of om de familie op de hoogte te brengen van de verwondingen of het overlijden van een slachtoffer. Voor vele artsen is het moeten omgaan met de daaruit voortvloeiende emoties van de slachtoffers of nabestaanden een bron van angst, spanningen, nervositeit en verdriet.

Factoren in verband met de slachtoffers

In geval van een terroristische aanslag krijgen de eerstelijnshulpverleners te maken met slachtoffers en hun naasten die wanhopig zijn of een crisis doormaken. Die hulpverleners bevinden zich dan in een zeer moeilijke situatie en weten soms niet goed hoe ze hun medeleven kunnen uitdrukken, hoe ze de slachtoffers voldoende kunnen kalmeren en steunen. Want hoe ga je om met slachtoffers die door de schok niet meer kunnen spreken; die in shock, compleet verward of gedesoriënteerd zijn; die opgewonden, in paniek of wanhopig zijn en die huilen of roepen; die soms de harde realiteit ontkennen en niet geholpen willen worden, agressief worden tegenover hulpverleners of zelfs dreigen zelfmoord te plegen?

Door zo direct te worden geconfronteerd met de dood, met de broosheid van het leven of met de tragische gevolgen van brutaal geweld zijn de hulpverleners zich eens temeer bewust van hun eigen kwetsbaarheid en die van hun dierbaren. Dat roept uiteraard heel wat heftige emoties op. Daardoor kunnen ze bijvoorbeeld kwaad worden wanneer iemand hen verhindert een slachtoffer te helpen, of wanneer een journalist in de weg loopt om slachtoffers te interviewen. Ze kunnen ook als het ware emoties overnemen van de slachtoffers: angst, spanning, paniek, lijden … zijn wel degelijk “besmettelijk”. Daarnaast kunnen ze allerlei gevoelens ervaren door empathische inleving, bijvoorbeeld door gedachten als Dit had mijzelf / mijn familie / mijn vrienden ook kunnen overkomen.

Ondanks alles moeten eerstelijnshulpverleners hun emoties in bedwang en het hoofd koel houden. Slachtoffers zullen zich immers maar veilig voelen als er evenwichtige en rustige mensen in de buurt zijn die hen kunnen helpen. Hulpverleners worden bovendien beschouwd als mensen die op de hoogte zijn van de situatie. Ze kunnen op die manier een kalmerende invloed hebben op de slachtoffers en hun omgeving. Een plotselinge ontruiming van de plaats van de aanslag kan bijvoorbeeld een golf van paniek veroorzaken wanneer de ontruiming door de slachtoffers wordt geïnterpreteerd als een reële dreiging van een nieuwe aanslag.

In ons volgende artikel zullen we het hebben over de tweedelijnshulpverleners.

Evelyne Josse
Psycholoog, psychotherapeut
Auteur van de site http://www.resilience-psy.com/

Zie eveneens: Ook waterdragers hebben dorst

Verder lezen: http://www.resilience-psy.com

Dans la même rubrique